-
1 arrangieren
arrangieren♦voorbeelden:1 een schikking treffen ⇒ het eens worden, tot een akkoord komen♦voorbeelden: -
2 Kompromiss
Kompromiss〈m., soms o.; Kompromisses, Kompromisse〉1 compromis, vergelijk ⇒ (minnelijke) schikking♦voorbeelden:einen Kompromiss eingehen • een vergelijk treffen -
3 vergleichen
-
4 Abkommen
Abkommen〈o.; Abkommens, Abkommen〉1 overeenkomst ⇒ akkoord, verdrag♦voorbeelden:ein Abkommen schließen, treffen • een akkoord sluiten
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский